geeft ruimte aan wat broedt en hoedt

Stijl

In mijn gedichten gaat het over seizoenen in de natuur en in het leven. Over moed en kracht die je hebt of wilt verwerven. Het blijft zoeken naar de plaats waar je jezelf kunt zijn, kunt worden. Vaak loop ik rond met een “mooie zin”. Opgeborreld of gedroomd n.a.v. een herinnering, een gevoel of soms een gebeurtenis. Daaromheen arrangeer ik dan wat ik ermee wil zeggen. Zo probeer ik “buiten” te verwoorden vanuit mijn “binnen”.

Soms zie ik iets, een losgeraakte rozenstruik tegen een kale muur. Dan wordt “kom hou van me waaien de losgeraakte ranken van Rosa The Fairy” het hart van het gedicht. Gaat het over de liefde dan drijft het woord bitterzoet naar boven en ben ik in gedachten nog lang bezig met wat ik daarmee wil zeggen. De volgorde van woorden, weglaten wat niet gemist zal worden, punten, komma’s, overwegend de t.t. is een erfenis van mijn journalistieke leermeester. En altijd weer probeer ik, hoe ernstig het onderwerp soms ook is, afstand te nemen en terug te keren op mijn blote voeten. Lees ik weer eens wat na, merk ik wel dat veel grote emoties zich dicht op de huid afspelen.